Standard (EADGBE)
Hij zat zo boordevol muziek, hij zong voor groot en klein publiek,
hij maakte blij, melancholiek, de troubadour.
Voor ridders in de hoge zaal, zong hij in stoere, sterke taal,
een lang en bloederig verhaal, de troubadour.
Maar ook het werkvolk uit de schuur hoorde zijn lied vol
avontuur, hoorde bij 't nachtelijk keukenvuur, de troubadour,
de troubadour.
En in de herberg van de stad, zong hij een drinklied op het
nat, voor wie nog staan kon en wie zat, de troubadour,
de troubadour.
La la la la la la lai la la lai la la la la la La la la
la
La la la la la la lal la la lai la la la la la la la la
la
Hij zong in kloosters stil zijn lied, van een mirakel dat geschiedt,
ook als geen mens het wonder ziet, de trouba dour.
Van vrouwen in fluweel of grijs, bracht hij de harten van de wijs,
zijn liefdeslied ging mee op reis, de troubadour.
Hij zong voor boeren op het land een kerelslied van eigen
hand, hij was van elke rang en stand, de troubadour,
de troubadour. Zo zong hij heel zijn leven lang, zijn eigen
lied, zijn eigen
zang. Toch gaat de dood gewoon zijn gang. De troubadour, de
troubadour.
La la la la la la lai la la lai la la la la la La la la
la
La la la la la la lal la la lai la la la la la la la la
la
Toen werd het stil, het lied was uit, enkel wat modder tot besluit.
Maar wie getroost werd door zijn lied, vergeet het niet.
Want hij zat zo boordevol muziek, hij zong voor groot en klein publiek,
hij maakte blij melancholiek, De trouba dour
La la la la la la lai la la lai la la la la la La la la
la La la la la la la lai la la lai la la la la la La la
la
la
La la la la la la lai la la lai la la la la la La la la
la La la la la la la la la lai la la lai la la la la la
lai la la la la la la la